Helaas kenden we Woodstock in 1969 alleen van horen zeggen. Een krantenbericht, een radiouitzending, waardoor we, nieuwsgierg geworden, een jaar later de film gingen zien. Woodstock was inmiddels hét symbool geworden voor het verzet tegen de oorlog in Vietnam en vanaf 1970 werd het duidelijk dat er een eind zou komen aan de Amerikaanse interventie. Het sprak vanzelf dat de Woodstock demonstratie daar een bijzondere bijdrage aan had geleverd.
Maar Amerika was voor ons in de jaren '70 ver weg, a far away country, en Amerikanen waren maffe mensen. Dat gevoel werd nog versterkt door de fantastische twee-beeld montage, waardoor we drie uur lang zowel de muziek zagen ontstaan als ons konden vergapen aan die in modder en rivierwater ondergedompelde flower-power. Een gelukkige menigte waar je met Hollandse nuchterheid naar kon kijken, maar die ook jaloezie en bewondering opwekte.
Kijk zelf.
Toen kwam 25 jaar later Woodstock II, ook in augustus. Een non-stop uitzending van dertig uur lang alleen maar muziek. Geen commentaar, geen interviews. Je zat erbij en je keek ernaar - er zou geen grotere betrokkenheid mogelijk kunnen zijn. De kater kwam snel.
Het 'three day festival van love and peace' bleef steken in de modder, de verwachte euforie à la 1969 bleef uit. Het was een gebeurtenis waarvan David Letterman zich al van te voren afvroeg of je er bij geweest moest zijn om mee te tellen. Het wachten was op de bewerkte versie van het filmmateriaal, ingekort tot drie uur Woodstock II, om te kunnen zien of het inderdaad om een historische gebeurtenis ging. Die compilatie bleef uit en het Woodstock-gevoel stierf een zachte dood. Woodstock II was niet meer dan muziek in een modderbad.
Woodstock I blijft wel overeind.