Het aardige van een dierentuin is nog steeds dat je de dieren van heel dichtbij kunt zien. Je kunt je verbazen over de leerachtige, gerimpelde huid van een olifant en de lenigheid van een aap. Allemaal ook op film te zien, maar juist de close-up van het filmbeeld schept afstand. In de dierentuin ben je erbij en dat is niet op film vast te leggen.
Vooral als het hek en de greppel plaats hebben gemaakt voor een glazen ruit, is het of je deel uitmaakt van hun omgeving. Sommige dieren kan het ook helemaal niets schelen dat je op een meter afstand van ze staat. Zo ook de krokodillen.
In de dierentuin van Fuengirola kun je de krokodillenvijver ook onder water bekijken. Er hangt een enorm exemplaar in het water, roerloos, met de vier poten recht naar beneden. Zijn buik lijkt op de onderkant van een boot. De stekels van zijn rug steken als een verweerd rotsblok boven het water uit, de staart drijft daarachter. Hij heeft zijn kop afgewend van het glas.
Er gaat iets treurigs uit van deze klomp roerloos vlees. Een krokodil die ligt te dromen. Er bestaat vast zoiets als een archaïsche krokodilledroom: woeste gevechten, kolkende stromen. Maar een krokodil laat niets merken.
Er is niets wat de rust verstoort.