Het is kwart voor zeven, het is nog donker.
Zal ik opstaan? Ik heb maar vijf uur geslapen, dat wordt een waardeloze dag.
Mijn brein overweegt de opties.
Ik neem een slokje van de witte port die naast mijn bed staat en die doorgaans voor een automatische reactie zorgt.
Mijn brein is erop geconditioneerd: oogjes dicht, slapen.
Maar nu helpt het niet, het blijft wakker.
Ik zie de lantaarn die boven het wegdek hangt tussen de gordijnen door heen en weer zwaaien. Het stormt buiten.
Dan dringt het tot me door dat het licht me wakker heeft gemaakt en ik draai me om.
Mijn brein is tevreden. De juiste gedachte, eindelijk!
We leggen ons te ruste, mijn brein en ik.