Sinds 2002 is de euro ons betaalmiddel en wij Nederlanders hadden daar geen enkele moeite mee. Nederland ging massaal en soepel over op de nieuwe munt. Dat we wat kleingeld betreft nu acht munten in plaats van zes hadden, was een kwestie van wennen. Ook de vermenigvuldigingsfactor van 2,2 hadden we al snel onder de knie.
Toen bleek het leven duurder en duurder te worden, en het heimwee naar de gulden begon. Volgens een recent onderzoek rekent zeker 80% van de Nederlanders bij grote aankopen terug naar de prijs in guldens. De gulden is en blijft de maatstaf, hij heeft een gevoelswaarde die de euro maar niet wil krijgen.
Die gevoelswaarde zit ook in allerlei bekende uitdrukkingen. Die behoren mét de oude munten tot het verleden. Op de markt is je gulden geen daalder meer waard. Voor een dubbeltje op de eerste rang zitten is er ook niet meer bij.
Een twee-eurocentstuk is ongeveer een stuiver, maar zal dat gevoelsmatig nooit worden. De uitdrukking 'Daar geef ik geen stuiver voor' wordt dus nooit 'Daar geef ik geen twee centen voor.'
Maar vooral de gulden oftewel de piek laat een leegte achter. Een piek was het bedrag met precies de goede waarde als het ging om de orgelman, het standbeeld op de Dam of de straatmuzikanten uit Peru. Met een kwartje drukte je medelijden uit (die jongen kan er niks van, maar ach...), met een gulden gaf je waardering.
Een piek was ook het bedrag dat de ervaren junk van de mensen loskreeg die voor het station op de tram stonden te wachten.
En op Koninginnedag was de piek de munt die het meest over de toonbank ging. Beneden een gulden waren dingen automatisch een prul, een aardigheidje, maar iets leuks vinden voor slechts een piek kon je hele dag goed maken.
We hebben nu de halve euro voor dat doel. Maar er is nog steeds geen lekker woord voor die munt. Het blijft behelpen...
Hoe lang zal het duren voordat munten en bankbiljetten zo zijn ingeburgerd dat ze een eigen naam hebben?